Tag archieven: danseressen

Seizoen Balinese dansrepetities weer begonnen!

Afgelopen zondag is onze voltallige groep DwiBhumi (waaronder twee nieuwe talentvolle danseressen die zichzelf op een later tijdstip zullen introduceren!) begonnen met vaste repetities in Rotterdam. Fijn om weer nieuw repertoire te kunnen instuderen! Nadat we afgelopen jaar de Kembang Girang hebben kunnen presenteren, onder andere tijdens de Tong Tong Fair in Den Haag, focussen we ons nu op de choreografie van de Sekar Jempiring, de elegante mascottedans van Bali’s hoofdstad Denpasar.

Natuurlijk staat er daarna ook alweer een nieuwe dans op het programma, naar die houden we nog even geheim totdat de boot met onze nieuwe danskostuums uit Bali is aangekomen! Naar verwachting eind april…

Balinese dans DwiBhumi dansles dansworkshop optredens kembang girang
Repetitie Balinese dans (Kembang Girang) met (bijna) de hele groep DwiBhumi in Rotterdam

Geen zin in de crisis: dansen voor het Ministerie van Economische Zaken

Net terug van een last minute-optreden tijdens een uitje van het Ministerie van Economische Zaken, eindigend in een Indonesisch restaurant aan het Noordeinde in Den Haag.

Als je niet uitkijkt vangt je oor tijdens het dansen meer op dan alleen de metaalachtige klanken van het digitale gamelanorkest. Zo bleek “Indië” onder de aanwezige ambtenaren heel wat meer te leven dan we aanvankelijk vermoedden. Er waren er zelfs die belangwekkende, maar meer verborgen Indische schrijvers als Alfred Birney bleken te kennen. Inderdaad, Den Haag zou geen Den Haag meer mogen heten als de voormalige kolonie, of de uitwerking daarvan op de volgende generaties, niet terloops ter sprake kwam.

Met z’n allen gezeten aan tafeltjes gedekt in een innovatieve blend van Indonesische elementen en Nederlandse soberheid, leek niemand zich te bekommeren om de huidige economische crisis. Het enige waar wij danseressen ons op dat moment overigens druk om maakten was of we wel voldoende ruime hadden om over het smalle gangpad en tussen de trendy tafeltjes door te dansen, zonder per ongeluk het wijntje van één van de voor de gelegenheid in vrijetijdskleding gestoken en gelukkig dito gedrag vertonende landbouwkundig economen om te stoten.

Korte cursus Bahasa Indonesia (Indonesische taal) Vrije Universiteit Arnhem van start op 26 september 2013

VolksuniversiteitArnhem-BahasaIndonesia-DwiBhumi-AafkeDeJong2013Op donderdag 26 september a.s. gaat een tien avonden tellende basiscursus Indonesische taal (bahasa Indonesia) o.l.v. docent Aafke de Jong (drs.) van DwiBhumi van start aan de Volksuniversiteit Arnhem.

Het doel van deze cursus is dat u zich op reis door de ‘Gordel van Smaragd’ verstaanbaar kunt maken in hotels, banken, winkels, op de markt etc. U leert veel woorden en eenvoudige zinnen die u tijdens uw reis nodig heeft, waardoor er deuren voor u zullen opengaan die anders wellicht gesloten zouden blijven.

Vanwege ons deels gezamenlijke verleden hebben het Indonesisch en het Nederlands over en weer veel woorden van elkaar ‘geleend’. Kijk maar eens naar de volgende, inmiddels wel ietwat gedateerde, Nederlandse zinnen:

‘Wat een soesa!’ (susah = moeilijkheden)
‘Dat is mijn pakkie-an niet!’ (bagian = afdeling)
‘Ga eens met je vuile kakkies van mijn tapijt af!’ (kaki = voet(en)                                ‘Houden jullie eens op met bakkeleien (berkelahi = ruzie maken)                                      ‘Hij is een echte branieschopper! (berani = durven/moedig)

Ook in het Indonesisch gebruikt men dagelijks woorden die uit het Nederlands komen, zoals aspal (= asfalt), atrek (= achteruit) en ook kom je een eind met kenalpot als je je auto of motorfiets wilt laten repareren. Verder verschilt het Indonesisch wat betreft grammatica erg van het Nederlands. Ondanks de vele regionale verschillen die zich uiteraard binnen de meer dan 13.000 eilanden tellende vulkanische keten voordoen, kan men zich echter in het algemeen vrij snel verstaanbaar maken. Het bahasa Indonesia is dan ook in de loop der jaren een taal geworden die de bewoners met elkaar verbindt en die men bijvoorbeeld standaard in kranten, op reclameborden en op radio en televisie tegenkomt.

Tijdens de cursus is er verder uiteraard uitgebreid aandacht voor lokale gewoonten, gebruiken en etiquette, wat uw verblijf in het Zuidoost-Aziatische land zeker zal veraangenamen.

Start: donderdag 26 september  | 20:30 – 22:00 uur  |  Arentheem College Arnhem  |  142 Euro voor 10 lessen

U kunt zich nu inschrijven via: http://www5.volksuniversiteit.nl/arnhem/

 

Van oude dingen waarvan je hoopt dat ze nooit voorbij gaan, zoals cassettespelers, gamelans, deuren, pepsodent, bemobusjes…

In de Moesson (het Indisch maandblad van Nederland) van deze maand (juli 2013, 58ste jaargang nr. 1) staat een artikel over Hotel Tandjung Sari in Sanur, Zuid-Bali. Brengt me weer terug naar 1993 toen ik voor het eerst naar Bali ging, pas afgestudeerd aan de Rotterdamse Dansacademie en nog vrij Bali-bleu. Naast m’n dagelijkse trainingen bij mijn docente Ibu Jero Puspawati in haar woning, de Puri Ksatrya aan de Jalan Veteran vlakbij het beroemde Bali Hotel in Denpasar, nam ik twee keer per week deel aan de openbare danslessen in het eerstgenoemde hotel.

De toenmalige leiding van Tandjung Sari, waar menig internationaal befaamd artiest ooit de nacht doorbracht, onder wie Ingrid Bergman, Mick Jagger, David Bowie, Ringo Star en Calvin Klein, had de lokale kunst en cultuur hoog in het vaandel staan. Zo herkende ik zelfs in de ietwat bewierookte documentaire ‘Bali, masterpiece of the gods’, uitgegeven door National Geographic in 1990, de unieke tegelvloer van het hotel, waarop zich in de film een dansscène afspeelt.

Het was een luxe setting. We kregen les in groepen oplopend in leeftijd en van de beste docenten. Mijn eigen docente Ibu Jero Made Puspawati zelf was altijd present. Daarnaast was er ook Ibu Agung Susilawati. Zij stond erom bekend dat ze de leerlingen nogal hardhandig – lees: niet meer zo van deze tijd – aanpakte. Zo ben ik ook een keer door haar gecorrigeerd, wat averechts uitpakte, want door haar duw kwam ik ten val (een teken dat ik inderdaad niet in balans stond, daarin had ze dan toch gelijk). Het uitzicht op zee maakte echter veel goed.

TandjungSari-BalineseDansDwiBhumi3 gamelan Semar Pagulingan-1
De gamelan Semar Pagulingan in Hotel Tandjung Sari, Sanur, Zuid-Bali (1993). Foto – Aafke de Jong

Maar nog belangrijker; de lessen werden live begeleid door een groep senior gamelanspelers uit de omgeving, in plaats van door het knarsende geluid van een verjaarde cassettespeler (cd’s waren er toen nog niet). Het orkest waarop ze speelden was een oud Semar Pagulingan-ensemble met een melancholische klank. Op deze manier had je iedere les het gevoel direct een optreden weg te geven, al was je nog maar halverwege het leerproces. De (misschien ingebeelde) kritische blikken van de muzikanten maakten dat je bijna iedere les met verhoogde hartslag nog meer je best pretendeerde te doen dan de keer daarvoor en de keer daarvoor. Bluffen is een tweede natuur van veel dansers.

Ook Bapak I Nyoman Rembang, betekenisvol componist, muzikant en instrumentmaker, was ook met enige regelmatig aanwezig. Voor mijn afstudeerscriptie voor de Universiteit Leiden in 1998 heb ik hem nog kunnen interviewen over liedteksten voor Legong Keraton-composities. Dat was slechts enkele jaren voordat hij overleed (in 2001). Aan hem verloor Bali wederom een innemend, bescheiden en talentvol kunstenaar.

HotelTandjungSari-BalineseDansDwiBhumi
Deur van Hotel Tandjung Sari in Sanur, Zuid-Bali, met uitzicht op de Indische Oceaan. Foto – internet

Er was ook altijd wel publiek dat naar de lessen in Tandjung Sari kwam kijken. Hotelgasten of toeristen die toevallig een strandwandeling maakten, maar ook buurtbewoners, gluurden nieuwsgierig door de altijd half openstaande en door de zilte zeewind prachtig verweerde deur die rechtstreeks uitzicht bood op de Indische Oceaan. Ik heb een zwak voor alles dat oud is. Een museumdweper, zoals je zou kunnen vermoeden. Op Bali kun je jezelf dan ook al snel voor de gek houden. Door het vochtige tropische klimaat lijkt ook een paar maanden oud beeld daar al snel antiek.

Op de onderste foto staat Putu Evie Suyadnyani, in groen geblokte sarong en wit t-shirt. Toen nog een meisje van een jaar of tien en de sterdanseres van de groep. Ze blonk uit in de dans van de condong uit de Balinese hofdans Legong Keraton Lasem (ikzelf neem hier overigens even een pauze, zittend rechts achter naast een bevriende Japanse dansstudente). Het was hier overigens ook dat ik er, na enkele weken op Bali te zijn, achter kwam waarmee de danseressen voor een optreden de witte stippen op hun gezicht aanbrachten; met Pepsodent, (toen zowat het enige merk tandpasta)!

Zo’n tien later bracht ik nog eens bezoek aan het hotel om te kijken of er nog lessen werden gegeven. Dit was helaas nog maar mondjesmaat het geval. Maar het ergst vond ik dat de oude gamelan er niet meer stond. Veel spelers waren inmiddels overleden en er was weinig interesse onder de jeugd te bespeuren. Dat was overigens niet het enige dat er veranderd was. Ook reden er nauwelijks nog bemo’s in Sanur (soort bestelbusjes die dienen als openbaar vervoer, je houdt ze aan met je hand en als je wilt uitstappen roep je gewoon “stop, Pak!’). Destijds namen we voor tweehonderd Rupiah de bemo vanuit het Art Centre (Taman Budaya) in Denpasar en reden er in tien minuten naartoe.

TandjungSari-BalineseDansDwiBhumi3
Dansles in Hotel Tandjung Sari, Sanur, Zuid-Bali (1993). Foto – Ed de Jong

Maar er was meer. Inmiddels bleek Evie goed en wel getrouwd met een muzikant/musicoloog uit Nieuw-Zeeland! Samen besloten zij een eigen conservatorium voor Balinese dans en gamelan op te richten in Sanur: Mekar Bhuana. Ze zetten zich in voor het behoud van dans- en muziekstijlen die verloren dreigen te gaan. Zo sporen ze antieke gamelans op die anders waarschijnlijk zullen worden omgesmolten tot een modern Gong Kebyar-orkest. Vervolgens restaureren ze de instrumenten en doen ze veldonderzoek naar het bijbehorende repertoire. Hier kun je als buitenlander ook lessen volgen.

De tijd staat uiteraard niet stil. Maar gelukkig zijn er ook die het belang van traditie voor het nageslacht inzien. Toch is het hotel zijn vroegere glans niet helemaal kwijt. Iedere eerste en derde zaterdag van de maand vindt er in de avonduren een dansvoorstelling plaats. En die is gelukkig niet alleen voorbehouden aan voor de gasten van het hotel, want een overnachting in dit romantische oord ligt voor de meesten onder ons buiten bereik van de portemonnee. Tenzij je ergens nog een oude sok hebt liggen.

Links: Moesson  |  Hotel Tandjung Sari  |  Mekar Bhuana Conservatorium

Tientallen kilo’s op je hoofd

Tong Tong Festival 2013 DwiBhumi Balinese offerandes Aafke de Jong-4 kopie
Deelnemers aan de workshop maken samen een banten gebogan

Dat de meeste Balinese dansers en danseressen lenige vingers hebben moge duidelijk zijn. Maar soepele handen zijn op Bali ook nuttig voor het prepareren van de dagelijkse offerandes. In ieder huishouden worden iedere dag in grote hoeveelheden kleine creaties gesneden, gevouwen en vervolgens geweven. Voor grotere ceremonies zijn nog grotere aantallen nodig en tonen de vormen meer diversiteit.

Tong Tong Festival 2013 DwiBhumi Balinese offerandes Aafke de Jong-1
Aafke de Jong van DwiBhumi geeft uitleg over Balinese offerandes – foto: Jeroen Langeveld

De meeste Balinese vrouwen kennen zo’n veertig verschillende vormen uit hun hoofd. Voor speciale gelegenheden schakelt men hulp in van een speciale tukang banten, een offerandespecialiste, meestal van hoge(re) kaste, die de ingewikkeldste vormen en alle details kent.

Op Bali zijn dans en cultuur met elkaar verbonden. Tijdens de Tong Tong Fair dit jaar kon DwiBhumi zich gelukkig dan ook van meerdere kanten laten zien.  We kwamen niet alleen met een nieuw dansprogramma, maar gaven tevens een workshop over Balinese offerandes. Het Hindoeïsme is immers de basis van de verschillende kunstvormen op het eiland.

Tong Tong Festival 2013 DwiBhumi workshops Balinese offerandes Aafke de Jong-13 kopie
Een van de deelneemsters probeert een groot offer van fruit en koek op het hoofd te dragen – foto: Jeroen Langeveld

De belangstelling was groot. Na een korte inleiding over de functie van het maken van offerandes op Bali, maakten alle deelnemers samen een zogenaamde banten gebogan, oftewel een offer op een voetstuk, waarbij fruit, koek en bloemen om een jonge banenenstam worden gerangschikt. Vervolgens worden zulke offerandes op het hoofd naar de tempel gedragen. Enkele deelnemers wilden dit ook zelf proberen. Een gewicht van meer dan tien kilo – en dat was nog een eeg lichte, vergeleken bij sommige Balinese offerandes – draag je niet zomaar even op je nek, zeker niet zonder handen. Balinese vrouwen zijn vaak in staat zwaardere dingen te mee te torsen dan mannen! Toen ik nog op Bali woonde en daar een keukentje aan het bouwen was voor onze kookworkshops, lukte het mijn twee Balinese vrienden niet de koelkast van ongeveer vijftig kilo te versjouwen. Ze riepen een meisje van een jaar of zestien naar zich toe dat toevallig langsliep en beloofden haar een paar duizend Rupiahs als zij de koelkast naar zijn nieuwe plek zou dragen. En zo geschiedde. In haar eentje.

Na het maken van het grote offer gingen we, uiteraard bij gebrek aan vers palmblad hier in Nederland, met papier aan de slag. Het resultaat leek echter toch dicht in de buurt te komen van wat je in de huizen, gewoon op straat en op de talloze altaars op het Indonesische eiland tegenkomt. Ik hoop dan ook dat iedereen tevreden en geïnspireerd naar huis ging.

Tong Tong Festival 2013 DwiBhumi workshop Balinese offerandes Aafke de Jong-27 kopie
Een deelneemster laat trots het eindresultaat van de workshop Balinese offerandes maken zien tijdens de Tong Tong Fair 2013 – foto: Jeroen Langeveld

Wil je meer weten over de Balinese religie en de achtergronden van het maken van offerandes op Bali? Op dinsdag 16 juli a.s. om 19:30 uur geef ik tijdens de Apeldoornse Indische Zomer van de Stichting Indisch Erfgoed een lezing over dit onderwerp met vele mooie foto’s en praktijkvoorbeelden.

Kijk ook op: www.indischerfgoed.nl

Three years in a row…

DwiBhumiKembangGirangTongTongFairFestival2013
Roxanne Spijkers (l), Ayu Supriyono (m) en Aafke de Jong (r) dansen de Tari Kembang Girang tijdens het Tong Tong Festival 2013 – foto: Linda Emor

Het voelt ieder jaar weer alsof je in een warm bad belandt als je je achter de schermen van het Tong Tong podium in de grote tent begeeft. Het woord “reünie” klinkt wellicht ietwat clichématig, maar het was als altijd een prettig weerzien met presentoren Oom Nono en Linda Emor die onze dansen met liefde introduceerden.

Voor het derde achtereenvolgende jaar danste DwiBhumi tijdens de Tong Tong Fair. Uiteraard willen we niet ieder jaar met dezelfde dansen komen. Op Bali hebben we dan ook nieuwe kostuums besteld en een nieuwe choreografie ingestudeerd. Kostuums kopen kan nu overigens zelfs ook online via onze vrienden Vaughan en Evie, die een gamelan- en dansopleiding runnen in Zuid-Bali: kijk maar even op www.mekarbhuana.com.

De Tari Kembang Girang is een relatief jonge Balinese dans. Ook in Indonesië is men niet vies van een beetje fusion. Hoewel deze compositie van Balinese makelij is, zijn er wel degelijk invloeden uit West Java (Sunda) in de dans en muziek te bespeuren. Zo ligt de focus bijvoorbeeld op sensuele heupbewegingen, zij het niet zo nadrukkelijk als in de eigenlijke Betawi-dansen. De titel suggereert dat de dans over vrolijk gekleurde bloemen gaat, maar wie verder kijkt weet dat hiermee een knipoog wordt gemaakt naar jonge meisjes die als het ware als bloemen in de lente ontluiken. Nu kent het tropische Bali slechts twee seizoenen, de een droog, de ander nat, maar dat even daargelaten.

DwiBhumi Tong Tong Festival Tong Tong Fair Balinese dans Panymebrama 2013
Roxanne Spijkers (l) en Aafke de Jong (r) dansen de Balinese welkomstdans Panyembrama op het Tong Tong podium, mei 2013 – foto: LemonEyes

Samen met onze danseressen Roxanne Spijkers, Aafke de Jong en Ayu Supriyono en haar twee jonge leerlingen, hebben we een gevarieerd dansprogramma neergezet van Balinese en Sundanese dans. Het bestond onder andere uit de Balinese welkomstdans Panyembrama en de Tari Cendrawasih. De twee leerlingen van Ayu dansten synchroon de tegenwoordig relatief onbekende Panji Semirang.

Wie weet kunnen we onszelf volgend jaar wederom uitdagen met een nieuwe dans. De mooie groen-witte kostuums van de Tari Sekar Jempiring liggen al op ons te wachten. Van bloemen krijgen we nooit genoeg en ons publiek hopelijk ook niet…

“Als ik maar kan dansen, dan ben ik gelukkig!”

Terugblik: Het Tong Tong Festival had in 2010 drie wereldberoemde Balinese dansmeesters te gast: Ida Bagus Oka Wirjana (1929), Jero Made Puspawati (1932) en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi (1939).

Aafke de Jong interviewde deze drie Seniman Tua, senior dansmeesters – onder wie maar liefst twee van haar docenten op Bali – in het Bibit-Theater, en maakte voor ‘De Sobat’, het magazine voor Vrienden van Stichting Tong Tong (jaargang14, nr. 3), een uitgebreid verslag, dat nu ook hier is terug te lezen.

Aafke de Jong interview Balinese Seniman Tua Bali Tong Tong Festival 2010: Ni Gusti Ayu Raka Rasmi Ida Bagus Oka Wirjana Jero Made Puspawati
Aafke de Jong interviewt de drie Seniman Tua uit Bali tijdens het Tong Tong Festival 2010: Ni Gusti Ayu Raka Rasmi (links), Ida Bagus Oka Wirjana (2e van links) en Jero Made Puspawati (2e van rechts)

 

Dancing out of Bali – Aarzelend loopt het gerenommeerde drietal door het smalle gangpad naar voren. Onder hun wollen winterjassen schijnt de zon: kleurrijke tempeldracht in fel oranje, paars en gouddraad. Het publiek, dat lang van tevoren al in grote getale is toegestroomd, verwelkomt hen met een luid applaus. De spanning is van de gebruinde gezichten af te lezen. Gracieus en met kaarsrechte rug nemen de dansers plaats achter de microfoon. Op tafel ligt het boek ‘Dancing out of Bali’, met op de cover een foto van danseres Ni Gusti Ayu Raka Rasmi uit 1952, in de rol van de kwaadvoorspellende zwarte raaf uit de hofdans Legong Kraton Lasem. Ze was toen slechts twaalf jaar.

Hindoeïstisch Bali – Ik besluit het interview te beginnen à la Jörgen Raymann, met de vraag: “Wie was uw moeder en wie was uw vader?”, in de hoop hen op een voor het publiek interessante en voor de hoofdpersonen gepaste manier te introduceren. De drie dansers komen uit totaal verschillende gezinnen, alleen al omdat zij een andere kaste-achtergrond hebben, wat in het Hindoeïstische Bali de sociale omgangsvormen voor een groot deel bepaalt. Hoe verschillend ook, bij alledrie waren het de ouders die hen van jongs af aanspoorden om te gaan dansen.

Ida Bagus Oka WirjanaIda Bagus Oka Wirjana (1929), alias Gus Aji Belangsinga, is afkomstig uit de hoogste kaste, Brahmana genoemd. Als hij hogepriester zou zijn geworden, vertelt hij, had hij geen (internationale) danscarrière kunnen nastreven. Hij somt de namen op van de landen waar hij al op het podium stond. De lijst is zo lang dat ik het met vertalen niet meer bij kan houden. Alleen Nederland stond nog op zijn wensenlijstje. Later, in het Bintang Theater, zal hij ons meerdere malen versteld doen staan. Boven de tachtig en nòg veert hij schijnbaar moeiteloos in en uit de kenmerkende kleermakerszit van de kebyar duduk, zoals de dans heet (duduk = zitten).

Kaste-systeem – Het Balinese kaste-systeem is een nogal gevoelig onderwerp en voer voor vooroordelen. Om de link naar dans en theater te maken, heb ik twee dansmaskers meegenomen; één van een koning en één van een dienaar. Gus Aji, die overigens van zijn twee vrouwelijke collega’s steeds de microfoon in handen gedrukt krijgt – hij is immers niet alleen de oudste van het drietal, maar ook nog eens een man èn afkomstig uit de hoogste kaste – staat op en pakt als eerste het masker van de Dalem, de vorst. Hij danst een korte, sierlijke bewegingsfrase die zacht voortkabbelt, maar tegelijkertijd de waardigheid van het karakter benadrukt. Daarna neemt hij het masker van de panasar, de dienaar, en houdt het voor zijn gezicht. Hij maakt een paar komische en ietwat ongecontroleerde bewegingen. De taak van de panasar is het vertalen van hetgeen door de hogere figuren gezegd wordt, maar ook het leveren van commentaar op wat er in de samenleving speelt. Gus Aji spreekt het publiek van achter zijn masker toe in opzettelijk gebroken Engels. Hiermee laat hij in een paar seconden op treffende wijze zien hoe de sociale hiërarchie ook in het Balinese theater speelt.

Raja of geen raja– Over het algemeen is het op Bali gebruikelijk dat iemand van hoge komaf ook in het theater de rol van de koning op zich neemt. In de praktijk blijkt echter dat als je als jaba, persoon uit de laagste kaste (sudra), kwaliteiten hebt om een elegante prins te vertolken, dit geen enkel probleem is. Andersom zijn er ook wel ksatrya’s, leden van de vroeger regerende kaste en krijgers, die, wanneer zij een bijzonder gevoel voor humor blijken te bezitten, de ‘gewonere’ clownsrollen op zich nemen. Voor de Balinezen is het concept dat alles afhankelijk is van desa (plaats), kala (tijd) en patra (situatie) altijd en overal van toepassing.

Ogen als handelsmerkGus Aji heeft zeventien kinderen van twee echtgenotes en is opa van een bijna ontelbare schare cucu’s (kleinkinderen). Hij is 81 jaar maar zijn ogen fonkelen nog steeds. Ogen die zijn handelskenmerk zijn geworden: Gus Aji staat bekend om zijn eigen versie van de seledet, een oogbeweging die in de Balinese dans veelvuldig voorkomt. Normaal gesproken kijk je in zo’n seledet met je ogen wijd geopend naar de linker of rechter ooghoek en dan weer terug naar het midden, zonder te knipperen. Gus Aji kan deze beweging echter ook in hoog tempo van boven naar beneden uitvoeren. Als ik hem vraag of hij dit misschien aan ons zou willen voordoen, beginnen zijn ogen alweer te glimmen.

Balinese dans Tong Tong Festival 2010 Seniman Tua Ni Gusti Ayu Raka Rasmi Jero Made Puspawati Aafke de Jong
Na een workshop Balinese dans van de Seniman Tua tijdens het Tong Tong Festival 2010. Hier Aafke de Jong met haar twee docenten: Ni Gusti Ayu Raka Rasmi (l) en Jero Made Puspawati (r)

Jero Made PuspawatiNi Made Rupawati (1932), zoals zij aanvankelijk heette, is de dochter van een populaire Janger-danseres die haar de basisbeginselen van de Balinese dans leerde. Toen de vorst van Denpasar, de hoofdstad van Bali, de jonge en talentvolle Made zag dansen, vroeg hij haar ten huwelijk. Het was ongepast om te weigeren en Made werd zijn tweede vrouw. Vanaf dat moment noemde men haar Jero Made Puspawati; Jero – letterlijk: “binnen” – is de titel die vrouwen van lagere komaf krijgen als ze met iemand uit een hogere kaste trouwen. Zo werd zij als het ware een “insider”.

Gedragscodes – Op de vraag of haar leven veranderde toen ze in de puri (= paleis) kwam wonen, en zo ja, hoe, antwoordt Ibu Jero aarzelend: “Ja, het werd inderdaad anders.” “Maar hoe dan?”, vraag ik. “Tsja, gewoon….anders!”

Ik kan mij niet aan het gevoel onttrekken dat zij er bewust voor kiest hierop niet verder in te gaan om haar collega’s uit de hogere kaste te ontzien, Het leven in een puri brengt nogal wat gedragsregels met zich mee. Aan haar leerlingen vertelt ze wel eens op lachende toon dat “zij zo naïef was geweest ‘ja’ te zeggen”, want na haar huwelijk werd het haar door haar echtgenoot verboden in de schijnwerpers te staan en mocht zij alleen nog lesgeven. Iets wat zij tot op de dag van vandaag met passie doet. Haar vakkundigheid brengt dansstudenten uit de hele wereld naar haar paleis.

Cross gender-dansen – Haar specialiteit zijn de bebancihan-dansen, de zogenaamde cross-genderdansen, waarin vrouwen mannenrollen dansen. Op deze manier veroverden vrouwen vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw langzaam maar zeker het podium, dat tot dan toe het domein van mannen was. In kleding die grotendeels uit onderdelen van een mannendanskostuum bestaat, zoals de speciaal gedrapeerde kain, lange (dans)rok en specifieke hoofddoek, udeng, was het voor vrouwen wèl acceptabel om in de spotlights te treden. Dit is althans één van de in omloop zijnde theorieën over het feit dat vrouwen pas relatief laat terrein veroverden in de Balinese theaterwereld. Maar was dit niet ook zo in bijvoorbeeld het Europese klassieke ballet?

Jero Made Puspawati DwiBhumi Margapati Kebyar Balinese dans
Een jonge Jero Made Puspawati danst Margapati, een van de cross-genderdansen uit het Kebyar-genre (jaren ’40)

De juiste positie – Een jonge vrijwilligster uit het publiek in het Bibit-Theater laat zich door Ibu Jero in de basishouding (agem) van de Balinese vrouwendans wringen. Want dat is het letterlijk. Ieder lichaamsdeel wordt door de hand van de meesteres in de juiste positie gekneed. Ibu Jero vertelt dat het lesgeven tegenwoordig minder serieus wordt genomen dan in haar tijd en ze vindt het waardevol dat haar docenten haar nog met de harde hand hebben aangepakt. Soms gebruikten zij zelfs een stok, waarover haar rug naar achteren werd gebogen. Zelf is Ibu Jero veel milder. Ze vindt dat leerlingen met serieuze intenties de dans ook op een manier kunnen leren die bij deze tijd past. Bovendien wil ze studenten uit het buitenland niet afschrikken, want het zijn juist vooral deze buitenlanders die geïnteresseerd zijn in de oudere Balinese dansen, haar specialisatie. De jeugd van Bali, zegt Ibu Jero, houdt zich tegenwoordig namelijk meer bezig met populaire tari Disko (discodans), die je snel kunt leren, of met nonton tipi (televisie kijken).

Geduld – Ondertussen voelt de vrijwilligster zich niet echt gemakkelijk op het podium. Ellebogen boven de schouders, vingers naar het plafond gericht, voeten naar buiten gedraaid, knieën in gebogen positie, rug hol, maar wel met je buik ingehouden… en dan natuurlijk niet vergeten adem te halen…. En dat alles met een glimlach om je lippen, alsof het geen enkele moeite kost. Het leren van Balinese dans vergt veel geduld. Na veel gelach en een bemoedigend applaus van het publiek mag onze vrijwilligster weer gaan zitten.

Ni Gusti Ayu RakaNi Gusti Ayu Raka (1939), de jongste van de drie, heeft een ander uniek levensverhaal. Wonende tegenover de puri Mandala in het dorp Peliatan (bij Ubud), was zij als kind bevriend met de twee dochters van de Anak Agung, Oka en Anom, beiden ook jonge dansers. En juist met deze raja had John Coast (impresario en schrijver van o.a. ‘Dancing out of Bali’) het plan opgevat een groep gamelanmusici en dansers te trainen voor een tournee door de VS en Europa. Raka bleek een natuurtalent en had al een goede technische basis.

Flirtende bijen – Bali’s bekendste choreograaf, I Ketut Maria (ook vaak Mario, aangezien in het Balinees de eindklank “a” als een soort “o’ wordt uitgesproken) uit het district Tabanan, maakte op verzoek van John Coast speciaal voor de kleine Raka en de minstens tien jaar oudere danser Sampih het duet Oleg tambulilingan, over twee flirtende bijen die in een tropische tuin een verleidingsdans uitvoeren. Het duet was toentertijd vrij gedurfd, aangezien de vrouwelijke danser haar armen ver boven het hoofd hief. Voordien reikten de armen niet hoger dan de schouders.

Ed Sullivan Show – Op recent ontdekte zwart-wit filmbeelden van de tournee zien we een zeer jonge, fragiel ogende Raka met sierlijke passen de toneeltrap van de Ed Sullivan Show aflopen. De dans die zij en haar partner Sampih daar uitvoeren, is vele malen expressiever èn heeft een hoger tempo dan de hedendaagse variant. De hand van choreograaf Ketut Mario is hier duidelijk aanwezig, wat valt af te leiden uit films uit de jaren ’30 waarin Mario zelf danst. De stijl is, misschien ongedacht, een stuk vrijer dan we tegenwoordig zien.

In de workshop tijdens het Tong Tong Festival 2010, leert Ibu Raka Nederlandse dansstudenten de originele versie uit de jaren ’50. De dans behoort inmiddels tot het stockrepertoire van Balinese danseressen, al staat de hedendaagse stijl ver af van het oorspronkelijke materiaal van Mario. Zo houdt de vrouwelijke danser haar bovenlichaam in de Zuid-Balinese versie bijna horizontaal. Zo blijkt maar weer dat zelfs op het relatief kleine Bali de verschillende regio’s veel moeite doen om zich van elkaar te kunnen onderscheiden en zich een eigen identiteit aan te kunnen meten. Ibu Raka laat met veel elegantie de verschillen zien, waarop er weel veel ‘oooh’s’ en ‘aaah’s’ uit de zaal te horen zijn.

Op de vraag of haar ouders niet bang waren hun 12-jarige dochter op tournee naar het buitenland te sturen, antwoordt Ibu Raka dat zij voornamelijk trots op haar waren en haar steunden in haar drang om te dansen en zich te ontwikkelen. een dergelijke kans krijg je niet vaak. Bovendien ging ze mee met de Anak Agung, zijn dochters en John Coast, dus ze was in goede handen.

Toch had de roem een keerzijde. Haar danspartner Sampih werd een jaar na terugkomst op Bali dood aangetroffen. Men vermoedt dat het om een jaloeziemoord ging, waarschijnlijk vanwege het kleine kapitaal dat de danser aan de tournee had overgehouden.

Momenteel zijn er nog slechts twee personen van die hele groep musici en dansers in leven, vertelt Ibu Raka. Al doe je aan “jam karet”, dan nog glipt de tijd door je vingers. Des te meer een goede keuze van het Tong Tong Festival deze drie Seniman Tua uit te nodigen naar Nederland te komen.

Intan Budaya Negeri Foundation – De senior kunstenaars Ida Bagus Oka Wirjana, Jero Made Puspawati en Ni Gusti Ayu Raka Rasmi hebben met nog enkele andere oudere dansers een stichting voor het behoud van het oude dansrepertoire van Bali opgericht; de Intan Budaya Negeri Foundation. Zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de volgende generaties. De dansmeesters geven workshops aan jonge dansstudenten en treden zelf op als Seniman Tua Bali (of Seniman Werdha Bali), Balinese senior-kunstenaars. Het trio toont zich bezorgd over de toekomst van de Balinese dans, met name over de kwaliteit van de uitvoering. Jongeren hebben niet meer het geduld om langdurig te trainen en zich te verdiepen in de techniek en achtergrond van de dans, vinden ze. Volgens Gus Aji mist vooral taksu, oftewel: bezieling, eenwording met het karakter dat je als danser neerzet op het podium. Toen de Seniman Tua zelf les kregen, was er meer tijd voor oefening. Ook kregen ze vaak les van de choreograaf zelf en konden ze bijvoorbeeld vaker repeteren met een live gamelanorkest.

Gelukkig – Tot slot vraag ik aan Ibu Jero of zij het dansen voor een, grotendeels onervaren, Nederlands publiek anders ervaart dan het dansen tijdens een ceremonie in een tempel op Bali. “Het maakt geen enkel verschil”, zegt ze. “Als ik maar kan dansen, dan ben ik gelukkig!”

– Interview en tekst: Aafke de Jong (2010)

Wie de originele tekst en foto’s wil bekijken, surfe naar de website van de Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar).

 

 

Nepsnorretjes tijdens het Art Festival Denpasar Bali (Pesta Kesenian Bali)

Nog een, haast beschimmelde, foto uit de oude doos. Tijdens het Pesta Kesenian Bali (PKB) in 1994, het jaarlijkse Art Festival in het schitterende complex van Taman Budaya Bali, Denpasar, waar ik destijds vlakbij woonde, mocht ik, samen met een danser van het ensemble Printing Mas, de Balinese dans van de flirtende bijen Oleg Tambulilingan uitvoeren. Andere danseressen fluisterden mij tijdens het repetitieproces in de bale banjar (open wijkgebouw) steeds benijdenswaardig toe dat ik de verleidingstechnieken van deze Balinese Casanova zeker niet zou kunnen weerstaan.

Maar na een solo van tien minuten, waarbij je in een continue diepe kniebuiging moet staan en je met je bovenlijf bijna horizontaal zijwaarts gebogen moet blijven, staat je hoofd uiteraard nergens anders meer naar dan hoe de resterende vier minuten van de dans te overleven. En dan maar blijven glimlachen naar je mannelijke danspartner die dan pas, en nog geheel onbezweet, ten tonele verschijnt!

DwiBhumi Balinese dans Oleg Tambulilingan Art Centre PKB Denpasar
Oleg Tambulilingan tijdens het jaarlijkse Art Festival (PKB) in Taman Budaya Denpasar 1994 (dans: Aafke de Jong en danser van Printing Mas) – foto: Hedi Hinzler

Maar eerlijk is eerlijk, in zo’n prachtige setting dans je niet vaak, en al zeker niet in Nederland. En ook niet voor zo’n kritisch publiek van louter kunstminnende Balinezen! Een echte vuurdoop dus. Bovendien door een live gamelan-orkest begeleid, wat veel opzwepender is dan muziek van cd waar we het hier in Nederland vaak mee moeten doen.

Ik werd aangekleed door twee Balinese vrouwen die mij blijkbaar nog niet lang genoeg vonden en dus mijn gelungan (hoofdtooi) met gouden bloemen extra hoog maakten…. en dus ook extra zwaar! In die tijd had ik pas een jaar les gehad en was dit dus een ware beproeving. Maar zeker ook een hele eer om uitgenodigd te worden.

 

Dank en hulde aan mijn docente Ibu Jero Made Puspawati die zich met recht een Seniman Tua of Seniman Werdha, titel voor senior Balinees danskunstenaar, mag noemen!

Wil je eens kijken hoe een Balinese Oleg Tambulilingan-dans eruit ziet? Kijk dan bijvoorbeeld eens op onze video-pagina,

Balinese vechthanen: het corso in Vollenhove

DwiBhumi-Bloemencorso-Aafke de Jong Mirah Rahayu Supriyono-Vollenhove 2007
Aafke en Ayu op de wagen voor twee reusachtige Balinese vechthanen tijdens het bloemencorso te Vollenhove 2007

Zag vandaag in mijn archief deze foto van vijf jaar geleden voorbij komen. Vollenhove houdt traditiegetrouw jaarlijks op de laatste zaterdag in augustus een groots bloemencorso. In 2007 was het thema “Reisgenoten” en de bouwgroep ’t Jakan koos ervoor zichzelf dit jaar eens extra uit te dagen. Geinspireerd door de cultuur van Bali kwam men op het idee een spectaculair Balinees hanengevecht in bloemen te vatten. Is er iets tegengestelder dan dat? Nee, het lijkt er op dat de bedenker van dit idee de cultuur van Bali juist goed heeft doorgrond; het ene kun je niet los zien van het andere. Er bestaat immers geen dag zonder nacht, geen zwart zonder wit, geen hoog zonder laag.

De regels voor de Bhuta Yadnya, ceremonies voor de bhuta’s en de kala’s – geesten die aan het negatieve spectrum van het compas staan – schrijven voor dat er vers bloed van dieren moet worden vergoten om hen tevreden te stellen en om zo weer balans in het leven te brengen of de bestaande balans in stand te houden. Vandaar dat de zogenaamde tajen, hanengevechten, oogluikend door de politie worden toegestaan. Helaas gaan hieraan, behalve de verliezende hanen die regelrecht in de wok belanden, ook vele families ten onder. Er wordt door toeschouwers namelijk flink op los gegokt.

Offers waarin gekookt voedsel zit verwerkt zijn daarentegen bestemd voor de goden, die aan de andere kant van het spectrum staan. Net als in de Balinese dans zelf dus, waarin de meeste bewegingen aan 2 kanten, rechts en links, worden uitgevoerd. Ook de basishouding van de dans, agem genoemd, is eigenlijk een gevecht om in balans te blijven, met het lichaamsgewicht steeds steunend op slechts 1 been tegelijk, terwijl het andere alleen de grond raakt, voor het evenwicht.

Dat de uitvoering van de bloemenwagen alom werd gewaardeerd blijkt uit het feit dat we die dag de derde prijs behaalden. Nou ja, alle roem gaat uiteraard naar de werkers van ’t Jakan, want wij als danseressen stonden weliswaar de hele dag met ons mouwloze kostuum in de wind, maar hoefden niet veel meer te doen dan met onze waaiers naar de omstanders te wuiven.